De regiotaxi vervoert mijn vader naar het ziekenhuis. Op het
briefje in zijn portemonnee staat de afspraak dat we elkaar in de centrale hal treffen. Ik
zorg dat ik ruimschoots voor die tijd aanwezig ben om hem op te vangen. Geen
pappi in de passage. Als ik de gastvrouw vraag of ze iemand met een Frank-Sinatra-hoedje
heeft gezien, antwoordt zij dat diegene richting hartfalenpoli is gelopen.
De wachtkamer is leeg en de secretaresses hebben net van dienst
gewisseld. Na een vruchteloze zoektocht fiets ik naar het appartement van mijn
vader waar ik hem tot mijn verbazing al aantref, goedgemutst met een glas bier
in zijn hand. De taxi was vroeg en de dokteres stond hem al op te wachten, was
zijn uitleg. Hij gaf me de consultatiebrief met de bevindingen.
Ik zag direct dat de brief was geadresseerd aan ene mij onbekende
Heer van Hoek. Vreemd. Ik bel de verpleegkundige op. ‘Wat ben ik blij dat u
belt, ik heb een grove fout gemaakt’, klinkt het opgelucht. Het bleek dat mijn
vader per ongeluk had voorgedrongen bij de hartfalenpoli. Dhr. van Hoek die
voor hem aan de beurt was, was zonder afmelding niet op komen dagen.
Mijn vader speelde zo levensecht toneel dat de nieuwe medewerkster niet had
opgemerkt dat ze de verkeerde persoon voor zich had. Q, die vanwege tig ‘Pas op met alcohol’ pillen per dag bij voorkeur
geen alcohol moet nuttigen, vierde listig met een traytje bier afgetroggeld van
een onwetende buur, de ‘gewijzigde’ regels.