Mevrouw heeft het zelfstandig wonen moeten opgeven. De verzorging is lieverdanlief, maar je aanpassen is moeilijk als je je hele volwassen leven zelfredzaam bent geweest. Vrije tijd heeft ze voldoende, maar haar ziekte staat haar gewoonlijk niet toe om uit eigen beweging iets op te pakken. Daarbij merk ik dat ze zich nuttig wil voelen. Geen kleutergeknutsel of werkverschaffing voor haar, maar iets zinvols doen. Huishoudelijke klusjes liggen haar niet zo. Niet zo erg, want de volle wasmand met nog op te vouwen schone was wordt al tig keer per dag heimelijk omgekieperd, zodat meerdere medebewoners plezier kunnen beleven aan het opvouwen en gladstrijken van de was.
Ik ben niet voor een gat te vangen. Na het binnenkombabbeltje vraag ik haar hulp. Oplichtende ogen. Moi geloofwaardig wanhopig (ik kan zo bij het toneel): 'Ik ben zo onhandig. Ik heb de doos met naaigaren omgestoten en nu zitten alle klosjes in de war. Ik weet niet hoe ik dat alleen voor elkaar moet krijgen.' Ze monstert of ik het echt meen, zegt niets. Ik open het ouderwetse sigarenkistje met de opzettelijk in de war gemaakte klosjes en stort de inhoud op het tafeltje voor haar. Ze humt. Ik rommel er wat mee (voordoen!) en wacht rustig af. Twee minuten later sorteert ze ijverig de kleuren en windt ze garen op. Het tussendoor tonen van de vorderingen in de sorteerdoos moedigt haar aan om door te gaan. 'Goed gedaan' complimenteert ze zichzelf meermaals. Het is klaar. 'We hebben het klusje geklaard', klinkt het opgetogen en uiterst voldaan. Haar zelfverzekerdheid is zo gestegen dat ze opstaat en de la opentrekt waar een legpuzzel van 24 stukjes inligt. Zij: 'Hebben we nog tijd?' Die nemen we gewoon. Als ik geen vertraging had ingebouwd door de planten en dieren (wat gespreksstof oplevert) te benoemen, had ze 'm in een mum van tijd afgehad.
Uit de serie: zoveel zorgen, zoveel hart&humor verhalen